Inclusiviteit voor jouw organisatie

Met jouw initiatief wil je zoveel mogelijk bewoners bereiken. Ook mensen die moeite hebben met lezen, een beperking hebben of voor wie Nederlands een tweede taal is. Onbewust doe je vast al iets aan inclusie. Maar wat kun je nog meer doen?

Inclusief: iedereen kan meedoen in de samenleving

Wat is inclusie? Dit betekent dat iedereen erbij hoort. Ook mensen met laaggeletterdheid of een beperking, immigranten of ouderen. Het maakt niet uit welke religie, gender of afkomst iemand heeft. Met inclusieve teksten geef je iedereen het gevoel dat je ze ‘ziet’. Dat ze erbij horen. En geef je iedereen evenveel respect en gelijkwaardigheid.

Zet je eigen bril af

Iedereen heeft zijn eigen achtergrond, ook jij. Dat komt soms terug in de woorden en beelden die je gebruikt. Daarmee zeg je onbewust iets over hoe je tegen de wereld aankijkt. Daarom is het goed om na te denken over inclusiviteit. Hoe zorg je ervoor dat iedereen erbij hoort? Daarvoor lees je hier tien tips.

1. Ken je doelgroep

Elke doelgroep is uniek. Hoe ziet jouw doelgroep eruit? Laat dat terugkomen in jouw communicatie. Zijn er bijvoorbeeld veel Turkse bewoners? Dan kun je de tekst (deels) in het Turks laten vertalen. Of laat Turkse bewoners aan het woord, zodat andere bewoners zich kunnen herkennen.

2. Gebruik neutrale woorden

Ga ervan uit dat alle mensen gelijk zijn. Gebruik geen woorden die stereotypen bevestigen of negatieve verwachtingen oproepen. Gebruik bijvoorbeeld ‘beste bewoner’ in plaats van ‘beste heer, mevrouw’.

3. Gebruik begrijpelijke taal

Vermijd moeilijke woorden, vaktaal en passieve zinnen. Wees concreet. Gebruik eenvoudige woorden en korte zinnen. Maak het de lezer makkelijker. 

4. Gebruik geen waarde-oordelen

Schrijf neutraal en wees objectief. Dus niet: hogere of lagere beroepsopleidingen.

5. Zet de persoon centraal, niet zijn beperking

Schrijf dus over ‘iemand met dyslexie’ en niet ‘dyslectisch persoon’. Want iemand is meer dan zijn beperking of dat ene kenmerk. Schrijf nooit ‘dyslectici’, daarmee stel je dat iemand gelijk is aan zijn aandoening.

Wees ook zo concreet mogelijk. ‘Persoon met een visuele beperking’ is beter dan ‘Persoon met een beperking’

6. Wees voorzichtig met ‘wij’ en ‘zij’

Wie bedoel je precies met ‘wij’ en ‘zij’? Wees daar duidelijk in. En ook voorzichtig, want met deze termen kun je mensen uitsluiten. Zo kun je (onbewust) het gevoel geven dat mensen er niet bij horen.

7. Gebruik geen stereotype beelden

Een gezin is standaard: een vader, moeder en twee kinderen. Maar het kunnen ook twee vaders met hun kinderen zijn. Breng dat ook in beeld. Of denk aan mensen met verschillende huidskleuren of mensen met en zonder een beperking. 

Tip: een handige en vaak inclusieve beeldbank is www.pexels.com. 

8. Geef verschillende contactmogelijkheden

Je kunt verwijzen naar een mailadres, website of QR-code. Maar niet iedereen is handig met de computer. Geef daarom ook offline alternatieven. Zoals een telefoonnummer of een adres (wijkcentrum) waar bewoners terechtkunnen.

9. Tekst bijna af? Kijk er nog eens kritisch doorheen

Zijn dit de juiste termen? Spreek je iedereen op een fijne manier aan? Verplaats je ook in een ander. Hoe zou iemand anders met een andere achtergrond dit lezen?

10. Tekst af? Ga het testen!

Je schrijft altijd voor iemand anders. Vraag je doelgroep wat ze van je tekst vinden.

Tip: Inclusiviteit is vaak onderdeel van toegankelijkheid. Bij toegankelijkheid gaat het erom dat iedereen mee kán doen. Lees er meer over in het artikel ‘Wat is toegankelijkheid (en waarom het belangrijk is voor jou).